Irak, 2005 - “Mijn buddy en ik hadden de taak een weg af te sluiten. Er mocht geen enkel voertuig meer door. Destijds was de dreiging van voertuigen die afgeladen waren met explosieven erg groot. We zagen dat één auto steeds heen en weer reed en opvallend raar rijgedrag had. We stonden op scherp. Op een gegeven moment reed deze auto recht onze kant op. Mijn buddy keek me met grote ogen aan. Hij was nog jonger dan ik en het leek wel of hij wou zeggen dat ik moest handelen, niet hij. De auto bleef maar komen. Ik loste een waarschuwingsschot, maar de auto bleef onze kant op rijden. Na een paar seconden was de auto zo dichtbij dat gericht vuur volgens onze geweldsinstructie was toegestaan…”
Johan (33) was destijds slechts 19 jaar oud. Hij heeft al een roerig leven achter de rug. 14 jaar beroepsmilitair, een uitzending naar Irak, veel vreemdgaan, een scheiding, een drugsverslaving en recent heeft hij 6 maanden in een centrum van de militaire gezondheidszorg gezeten. Daar kreeg hij het etiket PTSS (posttraumatische stressstoornis) opgeplakt, maar daar gelooft hij niet in. Daar vindt hij de incidenten die hij heeft meegemaakt te mager voor. Wel hebben die 6 maanden hem de tijd gegeven eens goed na te denken over zijn leven. Hij is van zijn drugsverslaving afgeraakt, sport intensief en pakt langzaam zijn leven weer op. Hij voelt zich echter nog leeg en heeft het gevoel een belangrijke oorzaak van deze leegte niet te kunnen zien. En daarom zit hij bij mij.
Johan is de jongste uit een gezin van drie kinderen. Zijn twee broers zijn 7 en 8 jaar ouder en als kind kijkt hij naar hen op. Zijn vader is veel van huis, is introvert en kan behoorlijk streng zijn. Zijn moeder zorgt voor het huishouden, is lief, zorgzaam en heeft haar handen vol aan de opvoeding van haar drie grote zonen. “Wacht maar totdat je vader thuiskomt, dan zwaait er wat!” is een veelgehoorde uitspraak van haar. Zijn twee broers zijn een hecht duo. Johan is een stuk jonger, dus aansluiting bij hen vinden is lastig. De broers zijn stoere knapen. Ze zijn populair, hebben al snel een vriendinnetje, rijden brommer, roken en doen spannende dingen. Hijzelf is daar nog te jong voor en wordt vaak onder de vleugel van zijn moeder genomen. Als één van zijn broers later bij defensie gaat werken, is dat zijn grote voorbeeld. Dat wil hij later ook! Johan is zo gericht op zijn grote broers en vader, dat hij hun gedrag kopieert. Ook hij wil stoer en populair zijn, hij wil erbij horen! Over emoties wordt thuis niet gesproken. Langzaam ontwikkelt hij een soort zelfgemaakte identiteit. Hij doet zich voor als harde, stoere jongen zonder emoties, maar in de kern lijkt hij eigenlijk heel erg op zijn moeder; lief, zachtaardig en zorgzaam.
Als hij zeventien is, gaat ook hij naar defensie. Daar wordt hij erg bevestigd in zijn (onbewust) zelf gecreëerde identiteit. Hij is een voorbeeldig militair, is hard en stoer en voelt zich daar als een vis in het water. Het overlevingsmechanisme wat hij als kind heeft ontwikkeld, helpt hem nu ook in zijn werk.
“…terwijl de auto ons bleef naderen, bevroor ik. Ik wist dat ik moest schieten, maar ik kon het niet! Ik kreeg het niet voor elkaar de trekker over te halen. Plotsklaps stopte de auto, draaide zich om en reed snel weg. Hoewel we opgelucht waren dat er niks gebeurd was, voelde het voor mij dat ik enorm gefaald had. Ik had niet datgene gedaan waar ik als militair voor opgeleid was en had mijn collega’s daarmee in gevaar gebracht. Was ik wel de militair die ik dacht te zijn? Was ik wel zo stoer als dat ik dacht dat ik was? Ik heb mezelf hier jarenlang voor gestraft en heb er nooit met mijn collega’s over durven te praten.”
Nu zoveel jaar later vindt hij het nog steeds erg moeilijk om over dit voorval te praten. Hij schaamt zich ervoor en is erdoor in verwarring geraakt. In onze sessie leg ik het overlevingsmechanisme van Johan bloot. Hij is uit balans. Er zit een groot verschil in wie hij werkelijk is en wie hij dacht te zijn. Het wordt hem ook duidelijk wáárom hij onbewust dit overlevingsmechanisme heeft ontwikkeld. Dat helpt hem zichzelf wat beter te begrijpen. Hij keek naar zijn broers op en wilde er gewoon hij horen. Door zich stoerder en harder voor te doen dan dat hij werkelijk is, hoopte hij door zijn broers gezien en geaccepteerd te worden.
Dat hij niet is wie hij dacht te zijn, werd pijnlijk duidelijk tijdens die dreigende situatie in Irak. Hij bevroor op het moment dat het er echt op aan kwam, omdat zijn hoofd en hart op dat moment kortsluiting maakten. Hij was de verbinding met zijn kern als kind verloren en nu in deze heftige situatie leek het wel of zijn kern weer van zich liet horen. Hij bevroor en kon zich niet meer verschuilen achter zijn valse identiteit. Deze uitleg kwam bij Johan wel binnen. De opluchting was duidelijk bij hem zichtbaar. Het was dus niet gek dat hij destijds zo gereageerd had. Maar had het voorkomen kunnen worden? Johan gaf zelf schoorvoetend toe dat er regelmatig collega’s waren die vroegen waarom hij zo hard was naar iedereen. Hij dacht dat hij zo hard moest doen als militair. In de kern was hij eigenlijk anders, maar daar was hij zich helemaal niet bewust van. Hij deed wat hij dacht dat hij moest doen. Zijn eigen gevoel, zijn ware identiteit, had hij op de achtergrond gezet.
Maar had het bij de selectie, opleiding en trainingen voorkomen kunnen worden dat Johan zo de verbinding met zichzelf kwijt was? Johan meent van wel en ik ben dat met hem eens. Bij de huidige selectie en opleiding is er vooral veel aandacht voor het fysieke en een beetje voor het mentale aspect. Je hebt simpelweg de fysieke eisen te halen en je moet “uit het juiste hout gesneden zijn”. Er wordt nog onvoldoende gekeken naar wie je werkelijk in de kern bent. Zijn je hoofd en hart met elkaar in balans? Weet jezelf wel goed wie je bent? Hoe ben je als kind opgegroeid en welke eventuele belemmerende patronen heb je aangemaakt? Wat is de werkelijke reden dat je militair wil worden? Dat zijn aspecten waar veel meer aandacht voor mag zijn. Bij de selectie, bij de opleiding, maar ook zeker gedurende het werk. Ook dat is zorg hebben voor je buddy. Ook dat is professionaliteit. Militairen moeten adequaat voorbereid worden op het bijzondere werk dat ze doen. Ze moeten fysiek, mentaal en (noem het maar) spiritueel goed in balans zijn. Er mag dus ook plaats zijn voor emoties en gevoel. Sterker nog, dat móet er gewoon zijn. Als de veiligheid er is om over gevoelens en emoties te praten, is er ook mogelijkheid tot verbetering en groei. Hoe zwaarder en moeilijker het werk is, hoe belangrijker het is dat je fysiek, mentaal en spiritueel in balans bent.
Ik hoop dat Johan de moed vindt om zijn ware-ik te laten zien en dat hij zich uitspreekt over wat er destijds in Irak gebeurd is en wat dit met hem gedaan heeft. Dit is goed voor hem en goed voor zijn collega's. Hij mag weer verbinding maken met zijn kern. Ik ben ervan overtuigd dat dit hem een gelukkiger mens en een betere militair maakt. Een meer zelf-bewuste militair is echt een betere militair.
Michiel van der Pols
www.doorbraakcoaching.com
Comments