Op mijn achttiende verjaardag ontving ik een brief waarin stond dat ik geselecteerd was voor de opleiding tot officier van de Mariniers. Van de honderden kandidaten die de keuring hadden doorlopen, was ik één van de negen uitverkorenen om de opleiding in Den Helder te mogen gaan doen. Een langgekoesterde wens kwam in vervulling. Al een paar jaar was ik bezig geweest met deze stap. Hardlopen op het strand, wandelen met legerkisten aan, slapen met het raam open terwijl het buiten vroor, alles om mezelf maar klaar te stomen voor de mariniers. Het Korps Mariniers stond bekend als de elite-eenheid van Nederland. Daar zaten de mannen van staal die voor niets of niemand bang waren. Het leek mij geweldig om deel uit te maken van deze familie. Want zo werd het gebracht. Marinier zijn, is geen baan, dat is een manier van leven. Eens marinier, altijd marinier. En wat er ook gebeurt, mariniers helpen elkaar altijd.
Dat het Korps Mariniers geen plek is voor individualisten werd al in de eerste weken van de opleiding heel duidelijk. Met zo'n tachtig andere cursisten van diverse onderdelen van de Marine ondergingen we de zogenaamde groepsconfrontatie op Texel. Zie het als een soort militaire ontgroening. Veel hardlopen en marcheren, weinig slapen, weinig eten, peddelen, diverse opdrachten doen en heel veel sjouwen. Voor velen was het de eerste keer dat ze weken van huis waren. Bij defensie hebben ze een beproefde manier om iemand te straffen die een fout maakt. Niet alleen degene die de fout maakt, wordt gestraft. De hele groep wordt gestraft voor de fout van het individu. Zo ontstaat er een bijzondere groepsdynamiek. De groep gaat elkaar helpen om fouten van het individu te voorkomen. En als individu doe je extra je best om te voorkomen dat de groep gestraft wordt voor een fout die jij maakt. Onder deze druk verbeteren de prestaties van de hele groep in hoog tempo en wordt uiteindelijk iedereen daar beter van. Door samen af te zien en tot het uiterste te gaan, ontstaat er ook een sterke groepsband en wordt de loyaliteit naar elkaar hoog. Iedereen zit immers in hetzelfde schuitje en dat verbindt. Berucht was de mars van het noordelijkste puntje van Texel naar de marinierskazerne in het zuiden van het eiland (30km). Een ankerketting van tientallen meters lang werd over de schouders van de groep gelegd en die moest de gehele mars meegedragen worden. De ketting drukte zwaar op de schouders en omdat we allemaal zo dicht achter elkaar liepen, stapten we vaak op de hiel van de voorganger of botsten we tegen elkaar aan als we even niet oplette. Tijdens deze tocht werd het gezegde "ketting is zo sterk als de zwakste schakel" wel heel letterlijk genomen. Zodra er iemand onder de ketting vandaan stapte om zijn beurse schouder even te ontlasten, moest de rest van de groep een groter gewicht dragen. Onder een barrage van scheldwoorden stapte diegene dan snel weer onder de ketting en liep dan toch weer door.
De groepsdruk was enorm, waardoor iedereen over zijn eigen grenzen heen ging. Elke keer bleek je sterker te zijn dan je oorspronkelijk had gedacht. Het kunnen werken in een groep is belangrijk bij defensie. Je moet met elkaar, vaak ver van huis en onder extreme omstandigheden, in staat zijn de klus te klaren. Het is belangrijk dat je van elkaar op aan kan, dat je elkaar begrijpt en dat iedereen voor de ander door het vuur wil gaan.
Langzaam maar zeker werd elk individu onderdeel van de groep. Het individualistische denken werd vakkundig omgezet in collectief denken. Ik bleek daar uitermate gevoelig voor. Ik was als een spons en genoot van alles wat in de opleiding op mijn pad kwam. De Michiel in mij maakte langzaam plaats voor de marinier. Ik vereenzelvigde me volledig met de rol van marinier. De keuring en de ontgroening waren nog maar de eerste hobbels op mijn pad voordat ik mij echt marinier mocht noemen. Na vijf jaar opleiding legde ik in 1999 in het bijzijn van mijn familie de militaire eed af. Ik beloofde hierbij trouw aan de Koningin, gehoorzaamheid aan de wetten en onderwerping aan de krijgstucht. Er werd echt bewust stil gestaan bij het feit dat ik nu onderdeel was van een bijzondere groep en dat ik me daar naar te gedragen had. Met het afleggen van de eed confirmeerde ik me met de regels van de groep. Omdat ik door mijn ouders gelovig was opgevoed, bekrachtigde ik mijn eed met de woorden "zo waarlijk helpe mij God almachtig". Zelf had ik niets met het geloof wat mijn ouders me tevergeefs hadden proberen mee te geven, maar ik vond het een mooi gebaar naar hen toe. Het voelde alsof ik mijn eigen familie had ingeruild voor mijn nieuwe (militaire) familie. Het was een familie waar ik me thuis en gewaardeerd voelde. Ik was marinier en ik was daar verdomd trots op! Dat ik nu behoorde tot een bijzondere groep werd extra bekrachtigd met het uniform, rangen en ceremonieel. Er werd alles aan gedaan om je te laten voelen dat een militair echt anders, misschien zelfs wat beter, is dan de rest.
De militaire machine had bij mij goed werk geleverd. Het had van mij een echte militair gemaakt. Die machine maakt al honderden jaren van jonge jongens en meisjes militairen. Deze jongens en meisjes voeren overal ter wereld opdrachten uit die ingaan tegen hun individuele-, maar bijdragen aan het collectieve belang. Vanuit het oogpunt van defensie is dat volkomen logisch. Het militaire apparaat is gebaat bij militairen die onder extreme omstandigheden, met gevaar voor eigen leven toch hun werk blijven doen. Op veel plekken op de wereld zijn er groeperingen en brandhaarden die de Westerse democratie bedreigen. Ook Nederland wil zijn bedrage leveren aan een stabiele en veilige wereld. Dat vergt offers. Dat zijn niet alleen materiële en financiële offers. Helaas zijn dit ook offers in de vorm van jonge jongens en meisjes die ver van huis hun leven in de waagschaal leggen in het belang van een ander. Zo gaat dat al honderden jaren. Kijk maar eens op die militaire begraafplaatsen. Daar liggen maar weinig oudere militairen begraven. Over het algemeen liggen daar vooral achttien- en negentienjarigen. Het is vooral deze leeftijdscategorie die zich aangetrokken voelt tot het militaire leven, nog maar weinig bewust is van zichzelf en heel kneedbaar is. Hoe meer bewust je van jezelf bent, hoe minder de militaire machine grip op je kan hebben. Hoe minder je bewust bent van jezelf, hoe aantrekkelijker het is om bij een groep te horen. Je hebt dan enkel te leven naar de gebruiken van de groep en dat voelt veilig en vertrouwd en zet je eigen persoon en je eigen denken wat meer naar de achtergrond.
De wapenspreuk van de mariniers luidt "Qua Patet Orbis", oftewel "zo wijd de wereld strekt". Dit houdt in dat de mariniers over de gehele wereld, onder alle omstandigheden inzetbaar zijn. Deze lijfspreuk heb ik zelf in die zeven jaar na mijn opleiding goed mogen doorleven. Ik heb het gehele Caraïbische gebied gezien, beklom bergen, sprong uit vliegtuigen, leerde overleven in Arctische omstandigheden en werd vijf maanden uitgezonden naar Irak. Het overgrote deel van mijn diensttijd heb ik doorgebracht bij de Bijzondere Bijstandseenheid (BBE). Dit zijn special forces die ingezet worden bij grootschalige kapingen en gijzelingen. De BBE was destijds het Nederlandse antwoord op grootschalige terreur. We oefenden twaalf maanden per jaar op treinen, bussen, vliegtuigen, olieplatforms, grote gebouwen en schepen. We stonden vierentwintig uur per dag gereed om ingezet te worden als de internationale terreur ook Nederland zou bereiken. Het was een eenheid waar ik me thuis voelde. Het voelde speciaal om onderdeel uit maken van deze bijzondere groep. De dynamiek in deze groep was anders dan bij de rest van het Korps. De mariniers hier voelden zich een stuk vrijer, kleedden zich anders, hadden andere uitrusting en wapens, een aantal had wat langer haar en reden vaak in andere, snellere auto's. We voelden ons echt bijzonder ten opzichte van de rest. Het was dus een aparte club in een toch al bijzondere groep.
De mariniers voelden voor mij altijd als familie. Ik voelde me er thuis en alles ging me voor de wind. Al op mijn negenentwintigste werd ik bevorderd tot Majoor, een succesvolle carrière lag in het verschiet. Maar hoe ouder ik werd, hoe meer het keurslijf van de mariniers bij mij begon te knellen. De groepsdynamiek waar ik me eerder zo mee geïdentificeerd had, paste steeds minder goed bij me. Ik realiseerde me steeds meer dat ik op een soort eiland leefde. Dag en nacht was ik omringd door mariniers. De afstand tussen deze marinierswereld en de maatschappij was groot. Hoewel de marinierswereld voor mij wel een mooi eiland was, verlangde ik er steeds meer naar om in een bootje te stappen en te ontdekken wat er buiten dit eiland te zien was. De kazernes begonnen me tegen staan, met de militaire tradities en rituelen had ik eigenlijk niks en ik kreeg moeite met het feit dat anderen hoger in de hiërarchie konden bepalen wat ik moest doen. Na ruim twaalf jaar besloot ik het roer om te gooien en hing ik mijn uniform aan de kapstok. Ik wilde weten wie ik was zonder dit uniform. Wie was ik nou eigenlijk? Niet die marinier, maar Michiel.
Wie is Michiel?
Het heeft me vervolgens nog tien jaar gekost om op die vraag antwoord te krijgen. De ontmoeting met mijn soulmate twee jaar geleden heeft die zoektocht in een versnelling gebracht. Hoewel ik destijds dacht gelukkig getrouwd te zijn, zette de ontmoeting met mijn soulmate mijn leven op zijn kop. Zij prikte zonder moeite door het pantser heen die ik zorgvuldig in al die jaren, bij de mariniers, in mijn jeugd, maar ook tijdens reeds verbroken relaties, ongemerkt had opgebouwd. Bij haar voelde ik de Michiel weer aan de oppervlakte komen die ik langzaamaan was kwijtgeraakt. Hoewel dit als een geweldige bevrijding voelde, belandde ik toch in een persoonlijke crisis. Mijn huwelijk strandde, ik had het gevoel veroordeeld te worden door familie en vrienden en het ergste was; ik realiseerde me dat ik in de afgelopen jaren mezelf volledig was kwijtgeraakt.
Daar op het diepste punt van mijn crisis voelde ik me alleen en uitgeput, maar ik voelde ook dat ik op het juiste pad zat. Ik was vastberaden om die Michiel weer te vinden en te snappen hoe het kwam dat ik mezelf zo verloren was. Ik las spirituele boeken, luisterde naar inspirerende sprekers, sprak met een psycholoog, met een coach, paragnosten, maar ook met vrienden, collega's en zelfs met ex-vriendinnetjes waar ik al jaren geen contact meer mee had. Het voelde alsof ik na elk gesprek een puzzelstukje had gekregen waarmee ik een grote legpuzzel voor mezelf kon maken. Stukje voor stukje werd die puzzel meer compleet en snapte ik de dynamieken waar ik tot dusver in had gezeten. Een aantal zaken waren terug te voeren naar de groepsdynamiek in mijn familie, de dynamiek van het Korps en de dynamiek van mijn groep jeugdvrienden. Ik realiseerde me dat je als mens je in je leven bewust en onbewust bij diverse groepen aansluit. Elk met zijn eigen dynamiek, (on)geschreven regels en gedragingen. Soms sluit je je bij een groep aan omdat je op een specifieke plek geboren wordt met een eigen cultuur en tradities of je komt terecht in een familie met een eigen geloof of de groep hoort bij het werk wat je doet. Er zijn talloze redenen. Maar niet altijd hoeft het een groep te zijn waar jij als persoon goed bij past.
In de zoektocht naar mezelf legde ik de puzzelstukjes op hun plaats, hervond ik mezelf weer, leerde ik veel van het leven, snapte ik de dynamieken en werd ik uiteindelijk écht wakker. Nu kan ik zien dat alles is gegaan zoals het heeft moeten gaan. Ik ben er dankbaar voor. Eerder in mijn leven ben ik door een militaire machine heengegaan. Deze machine maakte mij het groepsbelang ten koste van eigen belang voorop stellen. Ik zie nu de functie hiervan heel helder in, maar ik zie ook wat deze militaire machine met mij destijds als persoon heeft gedaan. Het heeft me een lange periode ver van mezelf verwijderd. Na mijn wakker-worden kan ik echter met veel liefde naar dit proces kijken. Ik heb het nodig gehad om te komen waar ik nu ben. Nu heeft het groepsbelang voor mij een heel andere dimensie gekregen. Ik snap door de antwoorden in mijn eigen zoektocht dat we als persoon niet los staan van de rest. We zijn allemaal onderdeel van een groter geheel. Zoals een golf niet afgesneden is van de oceaan, zo zijn wij als mensen niet afgesneden van dit grotere geheel. We zijn allemaal één.
Mensen verdelen zich op aarde echter in groepen. Het voelt over het algemeen prettig om bij een groep te horen. Het geeft je schijnbaar steun en identiteit en het maakt je op aarde sterker en dus veiliger dan wanneer je alleen bent. Je kan je op den duur echter afhankelijk voelen van de groep en je eigen identiteit verliezen. Zelfs als de groepsdynamiek indruist tegen je eigen normen en waarden zijn er veel mensen die toch bij die groep willen blijven horen. Ik geloof dat we als zielen allemaal met elkaar verbonden zijn. We komen allemaal voort uit dezelfde bron en zijn allemaal verbonden met al wat er is. De één is niet beter dan de ander, er is geen IK, er is alleen maar WIJ. Misschien voelt het daarom op aarde vertrouwd en prettig om bij een groep te horen. De groepscultuur op aarde leidt echter tot veel conflicten, oorlogen en strijd. De ene groep voelt zich verheven boven de ander. Het geloof van de één wordt als beter gevoeld dan de andere. Het ene land voelt zich te kort gedaan door de andere. Deze strijd tussen groepen is er alleen op aarde. Deze is er niet op het zielsniveau. Misschien is het een utopie voor op aarde, maar als we allemaal zouden realiseren dat we één zijn en dat we allemaal gelijk zijn, dan verdwijnen ook die conflicten tussen groepen. De militaire machine wordt dan totaal overbodig en kunnen we dan met elkaar in een diep en donker ravijn duwen.
Comments